We kennen allemaal van tijd tot tijd dat onbehagelijke gevoel dat er iets niet klopt tussen wat we doen en wat we daarvan vinden.
Voorbeeld 1
Je bent aan het werk en loopt voor overleg even naar een collega. Onderweg daar naar toe, kom je langs het koffie automaat. Daar liggen ook nog een paar lekkernijen. Je loop voorbij en negeert de koffie en het lekkers. Je wilt minder koffiedrinken en je hebt met je geliefde afgesproken om een paar kilootjes kwijt te raken. Je voelt je goed en sterk en bent ook wel een beetje trots op jezelf.
Na het overleg met je collega kom je opnieuw langs het koffieautomaat. Er is net iemand voor je geweest. De koffiegeur hangt nog in de lucht. En die koeken zien er ook wel erg lekker uit. Voordat je het goed en wel doorhebt, loop je met koffie in de hand en een heerlijke koek in je mond verder. Je denkt: “Dat overleg was best pittig en ik moet hard aan de slag. Ik heb even wat energie nodig. En vanavond ga ik toch hardlopen…..”
Voorbeeld 2
Het aantal klachten van klanten is te hoog. Uit onderzoek is gebleken dat dit meestal komt doordat toezeggingen worden gedaan die niet gehaald kunnen worden. Het gevolg is dat klanten regelmatig verteld moet worden dat de levering een dag later zal zijn.
De directie heeft besloten dat voortaan iedereen moet overwerken, als blijkt dat jouw werk van die dag niet af is. “Wij maken onze beloften waar” is de rechtvaardiging voor deze keus. Alleen als aantoonbaar sprake is van overmacht, krijgt de klant een bericht dat de helaas niet op tijd geleverd kan worden. De directie hoopt dat met “overwerk” als middel, iedereen goed nadenkt over toezeggingen die aan de klant zijn gedaan.
Cognitieve dissonantie theorie
De Amerikaanse sociaal psycholoog Leon Festinger (1919 – 1989) kwam in 1957 met een theorie die hij de cognitieve dissonantie theorie noemde. Volgens Festinger bestaat er in ons brein een soort mechanisme dat een oncomfortabel gevoel creëert van dissonantie, wanneer we inconsistentie ervaren tussen verschillende expliciete attitudes en onze kennis zoals we die hebben opgeslagen in onze hersenen. Eenvoudiger gezegd. We voelen ons ongemakkelijk als er een verschil is tussen wat we doen en wat we denken over dat doen.
Festinger stelt in zijn theorie dat we altijd proberen om deze dissonantie, dat ongemakkelijke en onbehagelijke gevoel, op te heffen. Dat kan op twee manieren:
- We passen ons denken of onze overtuiging aan (voorbeeld 1)
- We passen ons handelen aan (voorbeeld 2)
Soms is dat heel subtiel, zoals in voorbeeld 1. Daarin rechtvaardigen we de keus om toch koffie te nemen en die lekkere koek te verorberen, door met onszelf af te spreken dat we die avond gaan sporten. In de psychologie heet dit dat we na een onherroepelijke daad, onze attitude veranderen. Het is een rechtvaardiging. Waarschijnlijk is dit van korte duur in voorbeeld 1. De kans is groot dat we daar toch niet intrappen, waardoor dat onbehagelijk gevoel terugkomt.
In voorbeeld 2 wordt het gedrag aangepast. De waarde of overtuiging (we doen wat we beloven) blijft staan. De bedoeling van de directie is dat het onbehagelijke gevoel niet voorkomt, omdat geen toezeggingen worden gedaan die niet kunnen worden waargemaakt.
Het is uiteraard onmogelijke om in volledige harmonie met jezelf, de overtuigingen en daden te leven. Steeds doen zich nieuwe situaties voor die spanning geven tussen onze denken en handelen. En steeds opnieuw zullen we proberen deze dissonantie op te heffen.
Als we dit niet doen, blijft het sudderen en groeit onze onrust. Afhankelijk van de aard en omvang van de cognitieve dissonante situatie, kost het je op termijn meer energie. Ga het gesprek met jezelf dan niet uit de weg, maar los het onbehagen op. Verander je denken of verander je doen.